maandag 9 januari 2012

Ontploffende paddenstoelen.


Als jonge leraar, nog redelijk nat een groen achter mijn oren zou ik stage gaan lopen in de keuken van een klein doch gereputeerd restaurant in de Dordogne in Frankrijk. Le Vieux Logis in Trémolat om juist te zijn, in de hoop om wat bij te leren over de klassieke Franse keuken.
Begin augustus had de baas, monsieur Jacques, tevens eigenaar van de zaak, een grote hoeveelheid, wel 50 kilo cèpes gekocht, eekhoornbrood dus! Alle vrouwen uit de buurt die een centje wilden bijverdienen werden opgetrommeld om de paddenstoelen voor te bereiden om ze in te blikken. Men moet weten, conserven maken in de Périgord wordt daar gedaan in conservenblikken en niet in glazen weckbokalen zoals het hier meestal gebeurt. Professioneel werk dus. Ook de gewone burger vult zijn blikjes, gaat er mee naar een winkel waar ze een machine hebben om de blikjes te sluiten en de rest van het werk wordt verder thuis gedaan. Mijnheer Jacques had natuurlijk zijn eigen sluitmachine.
De vrouwtjes reinigden de paddenstoelen, sneden de rotte stukjes weg en controleerden of er geen wormen in de stelen verscholen zaten. De gesneden paddenstoelen  werden dan geblancheerd en in de blikjes gestopt.
Eens de  paddenstoelen waren gesteriliseerd werden ze weggezet in de voorraadkamer.

Enkele dagen later loopt mijnheer Jacques blijkbaar rond met muizenissen.
Of ik ooit gehoord had of zomereekhoorntjesbrood ‘cépes d’été’, slecht zou bewaren als conserve ?

Ik had denk ik toen zelfs nog nooit gehoord had van “cèpes”, laat staan van ‘cèpes d’été’.
Enkele dagen later voltrok de ramp zich: alle blikken geconserveerde paddenstoelen begonnen er uit te zien als ballonnetjes. Logische conclusie, de inhoud was niet steriel en begon te rotten. Sommige blikken barsten zelfs open en verspreiden een vreselijke stank.
Volgens mijnheer Jacques was dat omdat hij  ‘cépes d’été’, zomerkhoorntjesbrood gekocht had en deze niet konden bewaard worden, tenminste volgens de praat van de lokale vrouwen. Blijkbaar was het toch geen oudewijvenpraat!

Maar…ondertussen was ik zelf begonnen met ’s namiddags samen met nog enkele andere personeelsleden ook cèpes te zoeken in de omringende bossen en had reeds een deel klaar staan in de koelkast, gereed om te steriliseren. Voor privé gebruik, om mee naar huis te nemen !
Het was hetzelfde soort paddenstoelen als deze die nu in mijnheer Jacques’ voorraadkelder stonden slecht te worden.

Toen mijn vrouw ter hulp geroepen: zij is, of was, verpleegster en had toch wel wat begrip over de term “steriel” maken.
Zij leerde mij dat steriliseren het volgende betekent: iets verhitten bij 120°C gedurende 20 minuten ofwel verhitten bij 140°C gedurende 10 minuten. Dit wordt meestal gedaan in een autoclaaf, dit is een soort enorme snelkookpan.

Verhitten tot 140°C is in de keuken geen enkel probleem, in plaats van water te gebruiken gaat dat toch ook in olie, die kan verwarmd worden tot 180°C en zelfs hoger.
Goed, dus om mijn blikjes - die van de baas waren ondertussen allemaal naar de verdoemenis - te  steriliseren zouden we de blikjes in de friteuse verhitten.

Op een mooie morgen enige dagen later, de blikjes in de frituurmand geschikt, mooi naast mekaar, friteuse opgewarmd tot 140°C, zelfs een thermometer er in om de temperatuur juist te controleren en de blikken gedurende 20 minuten op een temperatuur van 140 graden gebracht. Kwestie van helemaal zeker te zijn.
Wonder boven wonder ging dit allemaal zeer goed. Na verloop van de twintig minuten heb ik het mandje met de blikken uit de friteuse gehaald en ik wou proberen om met een klein schuimspaantje er één blikje uit te halen, de blikjes waren een beetje gezwollen door de inwendige druk maar door wat te wrikken loste er eentje…
Het explodeerde ogenblikkelijk midden in de frituur!
Twintig liter hete olie van 140°C spoot omhoog als een fontein tot tegen de zoldering en diezelfde olie droop over ons heen als een kokende douche.

De schade is redelijk beperkt gebleven, mijnheer Jacques zijn baard was een beetje verschroeid maar ik was lelijker toegetakeld. Mijn rechterzijde was op tientallen plaatsen verbrand. Men heeft alle brandwonden ingesmeerd met “acide picrique”, en ik zag er toen uit als een Chinees.
Maar …de resterende paddenstoelen, zes blikjes, bevonden zich het jaar nadien nog steeds in goede gezondheid in mijn schapraai.

maandag 2 januari 2012

Seks en escargots


Ooit ben ik nog slakkenkweker geweest. Niet gewild maar per toeval.

Nu heb ik het niet over die slijmerige bruine naaktslakken maar wel over die schattige beestjes die men in ’t schoon Frans ‘escargots’ noemt. De meesten kennen ze alleen van op hun bord in de bistro of uit de diepvries van de Aldi.

Ook weer lang geleden, heb ik in de Provençe jeugdkampen begeleid. Er kwamen dan scouts- of andere jeugdgroepen op kamp, die kregen een tent, wat keukengerei en materiaal om te sjorren en verder was het aan hen. Ik was “opperfoerier” maar hield me meer bezig met de verkoop van dranken en zette de jeugd zo aan tot het consumeren van alcohol die ik  verkocht onder de vorm van lokale Provençaalse wijn..

Als het goed weer was, liep iedereen gelukkig en vrolijk rond maar o wee als het ooit eens regende, dan daalde het humeur snel onder nul.
Eén persoon zijn humeur steeg dan naar de top... het mijne!

Als het regent komen de escargots toch naar buiten uit hun schuilplaatsen! De Fransen worden dan collectief zot en gaan “en masse” op zoek naar escargots. Uitspraken zoals “c’est une femelle, elle a les yeux bleus !” zijn dan niet uit de lucht.
Ik werd dan even zot als de Fransen en zocht verwoed mee naar eentje of veel 'femelles' met blauwe ogen.

Nu moeten wilde slakken op zijn minst een tiental dagen vasten vooraleer ze mogen gegeten worden, om er zeker van te zijn dat ze eventuele giftige planten, die ze zouden gegeten hebben, ook hebben  uitgescheiden. (Met d…)

Als er voldoende tijd was om gedurende die tien dagen te wachten, vooraleer de slakken te consumeren, dan werden de escargots ter plekke klaar gemaakt, indien niet, gingen ze mee naar België en dan belanden ze daar in de pot.
Zo is er ooit een lading slakken in Brugge terecht gekomen. Naar het schijnt zou er nu in de omgeving van Sint Michiels een slakkenkolonie leven. Zou best kunnen, mijn slakken zijn daar toen ontsnapt. Allemaal gaan lopen…

Ook is een zootje slakken eens mee naar Antwerpen gekomen en toen liep het ook fout, maar minder erg!
Ik dacht dat alle escargots in de pot waren beland maar één exemplaar is in de zak blijven zitten ! Enkele dagen nadien heeft mijn vrouw het beestje gevonden in de wasmand, hoe het daar terecht gekomen is, wie weet ?
Wat doe je dan met zo één slak? Buiten zetten op het koertje tussen de bloempotten en nadien compleet vergeten.
Op een zeker ogenblik zie ik dat mijn vetplantjes (alle twee) aangevreten zijn door één of ander beest. Na controle bleken het mini slakjes te zijn, hoogstens vier millimeter groot.

De levenscyclus van de slak kennende wist ik onmiddellijk wat er aan de hand was.
Die ene slak die ik buitengezet had was een bevrucht exemplaar, die heeft eitjes gelegd in een bloempot en nu waren de kleintjes mijn planten aan het verslinden bij gebrek aan lekker voedsel.

Vermits zo’n kleine beestjes niet de moeite waard zijn om opgegeten te worden mochten ze voor mijn part blijven leven.

Nadien wat “slakkenkunde” gaan studeren en alras wist ik dat slakjes graag wortels, witloof, koolbladeren en vooral spaghetti geweldig konden appreciëren… dit bij gebrek aan de gewone wilde planten op een Antwerps binnenkoertje. De slakjes groeiden als kool en werden al snel heuse slakken.

Maar nu, wat kan men doen met een vijftigtal slakken ? Voort kweken zeker!
Van één slak zou er na verloop van tijd niet veel meer overblijven van het kweeksel, inteelt noemt men dat, en dus bij de volgende trip naar Frankrijk kwamen er steeds enkele “vreemde” slakken mee om het geslacht intact te houden. Nieuw bloed inbrengen als het ware.

Mijn slakkenkwekerij liep als een trein. Als het op een zomeravond regende kon ik niet buiten komen zonder ook maar één van de beestjes  onopzettelijk plat te trappen. Vooral schattig was het als ze aan het eten waren van een handvol ongekookte spaghetti. Net het laatste avondmaal! Vierentwintig slakken aan één kant van het bosje spaghetti en vierentwintig aan de andere kant, mooi op een rijtje.

Worteltjes aten ze volledig leeg, alleen de schil bleef over. Ook courgette was zo een geliefde groente.
En kweken jongens (en meisjes), kweken, …erger dan de konijnen…

Een slak kan in principe zichzelf bevruchten maar vermits dat maar een saaie bedoening is doen ze het toch maar met zijn twee. Eerst gaan ze op zoek naar een bereidwillige partner, ze zetten zich kop tegen kop, dan komen er een paar lange buisjes te voorschijn die elke slak bij de andere ergens in een openingetjes friemelt, u begrijpt het wel hoop ik?

Maar het verschil met zoogdieren is dat er nu niet één slak maar allebei de beestjes tegelijk bevrucht worden op deze manier. Het hele ritueel duurt naargelang de temperatuur en vochtigheidsgraad enkele uren tot zelfs twee dagen. Ik heb ooit een groetenkratje omgekeerd boven zo een parend koppeltje gezet omdat de sukkelaars in de brandende zon zaten. ’t Zou misschien hun dood geworden zijn !

Er was één slak, een supergrote, die herkenbaar was uit al die honderden : Jozefien !
Koeien krijgen toch ook een naam, of niet soms?

Mijn vrouw volgde toen Franse les en zoals dat meestal gaat bij taallessen moest zij een spreekbeurt geven, in het Frans uiteraard, maar zij wist maar niet welk onderwerp te kiezen. Ik heb haar dan voorgesteld om als titel : “La vie sexuelle de l’escargot” te nemen. Uitleg moest zij niet zoeken, zij wist zeer goed hoe het seksleven van de slakken in mekaar zat.

Als didactisch materiaal heeft zij Jozefien mee naar de klas genomen. De meeste mensen vinden slakken maar vieze beestjes, maar ’t zijn schatjes! 
Zij, mijn vrouw, wou tijdens de les Jozefien op haar hand laten rondkruipen. Maar Jozefien was waarschijnlijk nog niet voldoende gemotiveerd om op te treden als superster van de avond en is op de grond gevallen, op de keiharde stenen vloer…
Resultaat: een serieuze bluts in Jozefien haar huisje.

Vrouwlief is in alle staten naar huis gekomen, de spreekbeurt was een succes, maar Jozefien was gekwetst ! Help, help…!

Toen heeft zij een half uur zitten prutsen om Josfinneke’s huisje met het binnenvlies van een eierschaal te repareren.

Jozefien heeft nog lang en gelukkig geleefd. Denk ik toch. Een gewone escargot leeft maar twee jaar of iets langer. Jozefien heeft het vier jaar uitgehouden in haar gedeukt huisje.
Hoeveel kleine Jozefientjes ze heeft voortgebracht weet ik niet.